Wet overleg minderhedenbeleid
Wet van 19 juni 1997, houdende regeling van het overleg over de integratie van minderheden (Wet overleg minderhedenbeleid)
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het overleg te regelen over het voorgenomen regeringsbeleid ten aanzien van de integratie van etnische en culturele minderheden;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;
b
minderheidsgroep: een door Onze Minister aangewezen doelgroep van het integratiebeleid;
c
samenwerkingsverband: een door Onze Minister toegelaten stichting die in gevolge haar statuten tot doel heeft de belangen te behartigen van een minderheidsgroep of te onderscheiden minderheidsgroepen en die representatief is voor die groep of groepen.
Artikel 2
Over beleidsvoornemens ten aanzien van de integratie van minderheden en over ontwikkelingen die voor minderheden van belang zijn met het oog op het te voeren integratiebeleid wordt door of namens Onze Minister en, waar daartoe aanleiding bestaat mede door of namens Onze Ministers wie het mede aangaat, tenminste drie keer per jaar overleg gevoerd met de tot het Landelijk overleg minderheden toegelaten samenwerkingsverbanden.
Artikel 3
Elk samenwerkingsverband is bevoegd tot aanwijzing van een lid en een plaatsvervangend lid van het Landelijk overleg minderheden.
Artikel 4
1
Onze Minister is bevoegd de toelating van een samenwerkingsverband tot het Landelijk overleg minderheden in te trekken indien het samenwerkingsverband naar zijn oordeel niet meer representatief is dan wel het algemeen belang zich tegen verdere toelating verzet.
2
Onze Minister is bevoegd een lid of plaatsvervangend lid van het Landelijk overleg minderheden uit te sluiten van het overleg indien naar het oordeel van Onze Minister het algemeen belang dit vordert.
Artikel 5
De leden van het Landelijk overleg minderheden kunnen zich na overleg met Onze Minister ter vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp door een deskundige doen bijstaan.
Artikel 6
1
Onze Minister kan aan de samenwerkingsverbanden en aan een door deze samenwerkingsverbanden, of door een aantal van deze samenwerkingsverbanden, gezamenlijk opgerichte rechtspersoon subsidie verstrekken.
2
Doel van de in het eerste lid bedoelde subsidie is het in staat stellen van de samenwerkingsverbanden dan wel van de rechtspersoon coƶrdinerend en voorwaarden scheppend werkzaam te zijn ten behoeve van het in artikel 2 bedoelde overleg.
3
Bij ministeriƫle regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot:
a
de aanvraag van de subsidie;
b
de verlening en de vaststelling van de subsidie;
c
de verplichtingen van de subsidieontvanger en
d
het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de subsidieontvanger.
Artikel 7
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst. Artikel 6 werkt terug tot en met 1 januari 1997.
Artikel 8
Deze wet wordt aangehaald als: Wet overleg minderhedenbeleid.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven te 's-Gravenhage, 19 juni 1997
Beatrix
De Minister van Binnenlandse Zaken, H. F. Dijkstal
Uitgegeven de vierentwintigste juli 1997
De Minister van Justitie,
w
Sorgdrager